TCVM is een afkorting voor Traditional Chinese Veterinary Medicine.
De traditionele Chinese geneeskunde is gebaseerd op het Taoïstische wereldbeeld dat het lichaam een microkosmos is van het grotere, omringende universum. Eigenlijk lijkt het in een aantal aspecten heel veel op onze eigen westerse geneeskunde uit de vroege en latere Middeleeuwen, die op een filosofie van evenwicht van krachten, geesten en lichaamssappen (bloed, slijm, gele gal en zwarte gal) en een flinke dosis religie gebaseerd was. Oorsprong was de Griekse Galenius, die heeft geprobeerd wat wetenschap in de geneeskunde te brengen. Zijn invloed was zo groot dat het heel erg lang bijna ketterij was om zijn leer te betwijfelen. Door de komst van de wetenschap zijn al die, vaak foutieve, ideeën op de achtergrond geraakt, al steken ze zo nu en dan nog steeds de kop op in de moderne tijd, maar dan in een ander jasje. De traditionele Chinese geneeskunde kent eigenlijk al zo’n 4000 jaar een ongebroken traditie, zij het dat ze tijdens sommige korte periodes, zoals de culturele revolutie, verboden was en wat naar de achtergrond raakte. Maar de geschriften gaan tot zo’n 4000 jaar terug, en de zo belangrijke recepturen bestaan ook al heel lang al zijn ze lang niet allemaal zo oud.

De filosofie is dat kosmische wetten en krachten de externe wereld besturen en ook de interne omgeving van het lichaam. Net zoals levensenergie of “Qi” een aangeboren kracht van het universum is, is het ook een fundamentele kracht van het lichaam, die elke actie en transformatie stuurt. De Yin-Yang-theorie, die centraal staat in de Taoïstische filosofie, komt ook prominent voor in de Chinese geneeskunde. Deze theorie beschrijft hoe tegengestelde krachten van het universum – licht en donker, warm en koud, enz. – elkaar wederzijds creëren en transformeren, en een sleutelrol spelen in de karakterisering van fysiologische functie en ziekte. Net zoals in de oude westerse geneeskunde de astrologie een prominente plaats had en de vier lichaamssappen werden verbonden met seizoenen, organen, constitutie en temperament, en leeftijden.
De oude Chinezen observeerden jaarlijks cycli door vijf seizoenen – lente, zomer, nazomer, herfst en winter, die overeenkwamen met de Wu Xing, of vijf elementen, bestaande uit hout, vuur, aarde, metaal en water. Zoals de aarde door die vijf seizoenen gaat, passeert ook het lichaam de vijf fasen in zijn eigen levenscyclus. Op deze manier wordt gezegd dat een jong hondje zich in zijn Hout (of lente) fase van het leven bevindt, terwijl een oude merrie in de fase Water (of winter) staat. Bovendien zijn de lichaamsorganen ook in kaart gebracht in de vijf fasen, en de vijf elementen theorie wordt gebruikt om de functionele relaties tussen orgaansystemen te verklaren. De nier, die overeenkomt met het element Water, is bijvoorbeeld de ‘moeder’ van de lever, een element van hout, omdat water hout genereert op de manier waarop een boom water krijgt om ze te laten groeien.
Het klinkt allemaal heel erg exotisch en voor ons westerlingen, die onze oude denkwijze hebben vervangen door de moderne wetenschap in de geneeskunde, is het wel erg wennen. Bij de Chinezen is dit systeem veel verder verfijnd en uitgebreid, en hebben ze heel lang de tijd gehad om hun waarnemingen te bevestigen of aan te passen. Het wordt het nog steeds veel toegepast, vooral wanneer onze westerse geneeskunde op haar grenzen stuit, en dieren zogezegd uitbehandeld raken. Ook bij veel chronische ziekten, waarvoor niet direct een wetenschappelijke verklaring is, kan een heel ander denksysteem toch een nieuwe kijk op gezondheid en ziekte geven. Het is frappant dat in sommige gevallen men via een westerse diagnose op een ziekte, maar ook via de Chinese manier van denken bij een soortgelijk ziektebeeld kan uitkomen. De keuze van het medicijn dat daaruit volgt is dan uiteraard verschillend, maar ze kunnen elkaar bij bepaalde aandoeningen heel goed aanvullen.
Disbalans en ziekte
In de Chinese geneeskunde theorie is ziekte begrepen als een disbalans in het lichaam, en de diagnose gaat verder door het identificeren van het onderliggende “patroon” van disharmonie. Patroondiagnose verschilt van conventionele westerse medische diagnose in die zin dat niet alleen rekening wordt gehouden met ziektetekens, maar ook hoe deze tekens zich verhouden tot de individuele patiënt.
TCVM beoefenaars zullen dus rekening houden met het temperament, geslacht, leeftijd, activiteit en omgeving van een dier, samen met de specifieke ziektetekens van het dier. Deze benadering komt voort uit de overtuiging dat het lichaam uit een onderling verbonden systeem van krachten en functies bestaat, zodat ziekte in disharmonie moeten worden gezocht en met betrekking tot de gehele patiënt, niet alleen de klacht. Om deze reden wordt de Chinese geneeskunde vaak als meer holistisch beschouwd dan de conventionele westerse geneeskunde.
De vier gebieden van TCVM
Om een zo goed mogelijk resultaat te bereiken worden in de TCVM therapie vaak vier disciplines ingezet; fytotherapie (kruidengeneeskunde), acupunctuur, voeding, en tui-na (massagetherapie). De belangrijkste zijn de fytotherapie en voeding, met acupunctuur op de tweede plaats, aangevuld met massage. Tui-na is een combinatie van diverse massage technieken, manipulatie en stimulatie van acupunctuurpunten en -meridianen. Er bestaan erg veel recepten, en variaties daarop. Een aantal zijn inmiddels ook door wetenschappelijk onderzoek op hun werking bevestigd, en sommige al toegelaten als geregistreerd medicijn, ook voor dieren. De meeste kruidenrecepturen worden traditioneel gegeven in de vorm van afkooksels en thee, maar veel ervan zijn bepaald niet erg smakelijk en worden door dieren dan ook moeilijk geaccepteerd. Daarom worden ze ook wel fijn gemalen tot poeder, verwerkt tot granulaat om door het voer te geven, als capsule of in pilvorm, zodat het beter wordt ingenomen. Er bestaan ook steeds meer varianten met westerse kruiden die sommige dure Chinese ingrediënten kunnen vervangen, en beter smaken. De smaak kan ook worden verbeterd door toevoeging van honing, of soms gegeven met appelmoes of banaan, een westerse poging om de af en toe zeer bittere of grondsmaak van de recepten te maskeren. De oude recepturen bevatten bijna altijd kruiden, soms mineralen, en soms zelfs uitscheidingen en delen van dier (en mens..). De werkzaamheid van die laatste twee zeer omstreden ingrediënten is gebaseerd op bijgeloof, vooroordelen, of op onderzoek van zeer bedenkelijke kwaliteit. Niet alleen bij de Chinezen overigens; nog steeds kunt u bij ons oude apothekerspotten vinden met bijvoorbeeld het opschrift Axungia hominis (mensenvet)… Vroeger werd dat wel gebruikt, nu niet meer. Wij werken uitsluitend met planten, plantendelen, en mineralen, waarvan de werking met kwalitatief goed onderzoek is onderbouwd. Gemalen zeepaardjes (haima), gedroogde gekko (gejie) , of gekookte ezelhuid (ejiao) en dergelijke zult u bij ons nooit of nimmer vinden. Voor al die merkwaardige, dieronvriendelijke en milieuverwoestende ingrediënten, wetenschappelijk of niet, zijn er immers goede plantaardige alternatieven, als we maar goed zoeken!
Voeding is in de TCVM ook erg belangrijk, en voedingsmiddelen worden ook volgens de vijf elementen theorie geclassificeerd, zodat ze in het hele behandelplan passen. Met fytotherapie en voeding alleen kunnen al goede resultaten behaald worden.
Acupunctuur in al zijn diverse vormen, en massage tenslotte vullen de behandeling vaak aan, soms is alleen acupunctuur al genoeg, bijvoorbeeld bij pijnbestrijding, neurologische aandoeningen en aandoeningen van het bewegingsapparaat.
TCVM kan ook zeer goed ingezet worden naast de westerse reguliere behandeling, de combinatie van het beste uit twee werelden.