Er is weinig waarover zoveel wordt geschreven als voeding, en de dagelijkse paardenkost is daarop geen uitzondering. Welk paardenvoer is het beste voor mijn paard? Hoe kan ik maag- en darmproblemen oplossen? Of steeds terugkerende allergie-, huid- of hoefproblemen die mogelijk met voeding te maken hebben?
Het aanbod aan voersoorten is nauwelijks nog te overzien en wekelijks komen er nieuwe “uitvindingen” en merken bij.
Voer voor verschillende rassen, tegen allerlei aandoeningen, voor betere darmflora, stofwisseling of betere sport prestaties. De indruk bestaat, als u van alles voert en een supplement hier, brokjes daar, extra muesli en een schepje zus of zo, dat u de problemen wel de baas wordt en mogelijk een superpaard krijgt.
Als u er maar genoeg extra vitaminen, mineralen en wat al niet meer in gooit, wordt uw paard, pony of ezel vanzelf gezond en behoed u hem of haar voor ziektes en tekorten. Helaas is de realiteit vaak heel anders. Ik kom meer overvoerde, “welstandszieke” paarden, met onbalans in de stofwisseling tegen dan paarden met tekorten. Het is in de paardenwereld al niet anders dan bij de mensen.
En het is des te frustrerender voor de paardeneigena(a)r(esse), als niets echt werkt, en alle mogelijke al is uitgeprobeerd zonder resultaat.
Eigenlijk is het niet zo moeilijk, als we maar een paar regels in acht nemen, die rekening houden met de fysiologie van onze vierbeners.
Drie eenvoudige regels
Een of twee kent u zeker al: Altijd goed ruwvoer moet er tot beschikking zijn; per 100 kilo lichaamsgewicht 1,5 kg hooi, goed vers en van goede kwaliteit. Ook stro, vooral in de wintermaanden, en in het weideseizoen bij nog jong en laag gras, of als het hooiaanbod minder goed is. De paardenmaag en -darm zijn op schraal ruwvoer ingesteld en bij verstoring daarvan verandert de samenstelling van de darmflora zodanig dat deze het paard niet meer kunnen voorzien van de benodigde energie en voedingsstoffen.
De calcium : fosfor verhouding is nog zo’n belangrijke. Ideaal zou die rond de 1,5-2:1 moeten liggen, omdat een verkeerde verhouding een veelvoud van problemen kan veroorzaken. Een goed voorbeeld daarvan zijn tarwezemelen met een verhouding van 1:4, die, als u dat heel veel voert, molenaarsziekte of rubber jaw (secundaire hyperparathryroidisme) veroorzaken. Dat is belangrijk als u krachtvoer of graan bijvoert.
Proteïnen zijn ook belangrijk, maar in veel reclames voor paardenvoer wordt het belang nogal overdreven, op de angst voor een tekort ingespeeld, of gesuggereerd dat “veel” beter is en wordt omgezet in goede gezonde dikke spieren. Het komt voort uit de mensenvoeding; vanaf de jaren 40 en 50 werd er heel veel aandacht aan besteed, en was het credo dat we er zoveel mogelijk van moesten binnenkrijgen om gezond te blijven. Nu weten we wel anders: te veel proteïnen leiden snel tot grote gezondheidsproblemen en welvaartsziektes. Het paardenlichaam kan redelijk goed met een groot aanbod omgaan, maar ook daar kunnen problemen ontstaan als er veel proteïnen en naar verhouding weinig energie in de voeding zit.
Nu hebben we er al drie, waarvan de belangrijkste steeds is: voldoende ruwvoer. Veel eigenaren lijken te denken dat hun paard of pony dan tekort gaat komen, omdat structuurvoer eigenlijk schraal voer is. Wij zouden er niet van kunnen leven, maar het paard is daarop gespecialiseerd door zijn enorme blindedarm en dikke darm volume. Daarin leeft een indrukwekkende hoeveelheid micro-organismen die het paard eigenlijk voeren met alles wat het nodig heeft. In wezen voeren we dus niet het dier, maar de samenleving van al die miljarden kleine beestjes.
Verkeerd voer, verkeerde planten of kruiden, sommige medicijnen en antibiotica, overmatige supplementen, parasieten en natuurlijk ook ziektes kunnen een ware slachting aanrichten in die darmflora of een grote verschuiving in de verhouding tussen de verschillende soorten teweeg brengen, met alle gevolgen van dien.
Ook daarom moet u de overgang naar een ander soort voer, en ook de weidegang of een extraatje altijd heel langzaam opbouwen om te voorkomen dat de balans verstoord wordt, en de organismen de tijd krijgen zich aan te passen. Anders zal het zich uiten in o.a. maag-darm-, huid/vachtproblemen, diarree, mestwater, of nog erger koliek of hoefbevangenheid.
Uit al het bovenstaande volgt dat kuilvoer of voordroog geen ideaal voer is. In tegenstelling tot goed hooi waarvan de kwaliteit vrij constant is, is kuilvoer erg wisselend van samenstelling en voedingskwaliteit. Het heeft veel minder ruwe vezels, meer proteïne, minder mineralen en vitamines, bevat veel meer water, en de zuurgraad kan wisselen hetgeen nogal eens maag/darmproblemen kan veroorzaken. Het enige voordeel van kuil is dat het niet stuift, dus paarden met luchtwegproblemen kunnen ermee geholpen zijn. Hooi kan soms stoffig zijn maar dat stofprobleem kan ook opgelost worden door het te bevochtigen of te besproeien met een goed product. Het grootste en niet te onderschatten nadeel van kuil is het veel hogere risico op schimmels, gisten en bacteriën waarvan botulisme en aflatoxine wel twee van de ernstigste zijn. Het komt niet zo heel veel voor, maar de consequenties zijn vaak dramatisch. Het grote voordeel van kuilvoer is eigenlijk alleen voor de mens (makkelijker oogsten, opslag, houdbaarheid, minder tijdrovend), maar niet voor onze hoefdieren.
Gras heeft eigenlijk al de nodige voedingsstoffen al ingebouwd, zij het dat het eiwitgehalte soms erg hoog kan zijn. Meestal is het natriumgehalte veel te laag, en het kalium en ijzergehalte veel te hoog. Met het overschot aan ijzer en kalium kan het paardenlichaam goed omgaan, met het natriumtekort niet. Zeker niet als het veel zweet of flink moet werken (endurance, springen, rennen). Dan is het noodzakelijk om of een liksteen te geven zodat het dier het zelf kan oplossen, of als poeder te geven door het voer. Het fructaangehalte in gras kan bij koud en zonnig weer of als het heel kort afgemaaid/gegraasd is snel problemen geven, maar wie daar goed op let kan de problemen gemakkelijk voorkomen. Natuurweides met wat hoger gras hebben de duidelijk de voorkeur; hoog gras heeft veel ruwe vezelstof en weinig proteïnes, en de verschillende soorten gras op een natuurweide vullen elkaar goed aan wat voedingswaarde betreft. Men moet uiteraard wel goed op giftige kruiden/planten letten. Maar zelfs een monocultuur met voornamelijk Engels raaigras biedt al goede voedingswaarde.
En wat te doen met al die supplementen? In wezen zouden die helemaal niet nodig moeten zijn, dat blijkt wel uit het bovenstaande. Als u het per se uit angst voor tekorten toch wilt geven (en op die angst wordt ten onrechte veel ingespeeld door de fabrikanten; eigenlijk is het een modeverschijnsel en is komen overwaaien uit de mensenvoeding), bedenk dan de het medicijnen zijn en geen noodzakelijke aanvullingen. U kunt er de hele vitamine en mineralenbalans in het lichaam mee laten ontsporen, vooral op langere termijn, en weer andere tekorten mee veroorzaken. Vitamines zijn alleen maar hulpstoffen die zelf ook weer andere nodig hebben in een hele keten van reacties, en als enkele daarvan niet, niet voldoende of teveel aanwezig zijn kunnen ze hun werk niet doen, of ontstaan er onvolledige reacties. De consequenties daarvan gaan van onschuldig tot ronduit schadelijk.
In een enkel specifiek ziektegeval kunnen ze heel goed werken, maar dan alleen in combinatie met goede tests die worden herhaald, zoals bloedserumtest of urinetests, of biopsie. En alleen voorgeschreven door de dierenarts of de begeleidende THP of diëtist.
Kracht- en aanvullingsvoeders bestaan er in een duizelingwekkend aantal varianten, de ene met nog mooiere namen dan de ander, en de gezondheidsclaims van de fabrikanten liegen er ook niet om. Helaas zijn veel van die producten van bedenkelijke kwaliteit, met goedkope (afval)ingrediënten uit de voedingsindustrie. Dat laatste hoeft geen probleem te zijn wat voedingswaarde betreft, denk maar aan bierbostel (zeer eiwitrijk) of appelpulp, reststromen heet dat dan met een mooi woord. Maar het rechtvaardigt lang niet altijd de hoge prijzen die ervoor gevraagd worden. Veel beloven de oplossing voor allerlei gezondheidsproblemen, maar aangezien voeding per dier individueel aanpassing behoeft, komt daar lang niet altijd het beloofde resultaat uit. Het is mijn ervaring dat veel synthetische bewaar, smaak en kleurstoffen en torenhoge mineraal en synthetische vitamine gehaltes op termijn problemen kunnen veroorzaken, dus het is zaak om goed het etiket te lezen, en het voer zo natuurlijk mogelijk te houden. Voor oudere paarden en/of zieke kunnen ze wel een goede oplossing zijn.
Veel geneeskrachtige kruiden, schors, bessen en bladeren tenslotte zijn specialisten en niche planten, die enkel onder ideale omstandigheden groeien. Ze hebben zich tegen allerlei ziekte gewapend, tegen infecties met schimmels of tegen vraat door parasieten, insecten of planteneters door een heel arsenaal aan werkzame stoffen te produceren. Ze zijn vaak ook gespecialiseerd in de opname van een of een aantal mineralen. Daar kunnen we handig gebruiken van maken als we weten wat te doen. Om gezondheidsproblemen op te lossen bijvoorbeeld maar ook om op een natuurlijke manier aan de benodigde mineralen te komen. Paarden doen dat in de natuur van zichzelf ook, en die wijsheid is hun meestal aangeleerd door hun moeder of de leidster van de groep.
Het vereist veel kennis van kruiden om tot een perfect aangepast mengsel te komen voor een paard, pony of ezeltje. Maar de mogelijkheden zijn eindeloos, en door de eeuwen heen veel toegepast door natuurgeneeskundigen. In de Chinese geneeskunde (TCVM), en bv. de Indische (Ayurveda) bestaat die traditie al veel langer dan in de westerse. In alle culturen is door diverse oorzaken zoals de snelle opkomst van de chemie, oorlogen, culturele veranderingen deze belangrijke traditie kort of lang onderbroken geweest en zijn veel werkprofielen van geneeskrachtige planten uit beeld verdwenen. Maar een aantal van die ervaringen zijn vooral de laatste jaren opnieuw ontdekt, en door moderne analysemethoden bevestigd.
Ik maak in mijn eigen praktijk graag gebruik van al die kennis, en stel met veel zorg individueel afgestemde recepten samen voor een goed en gezonde voeding. Het precies uitrekenen daarvan kost veel tijd en exact uitvragen van de hele geschiedenis van uw paard hoort daar ook bij.
Conclusie
Samenvattend kunnen we dus zeggen dat het eigenlijk niet zo moeilijk is. Altijd hooi van goed kwaliteit, 1,5 kilo per 100 kg. lichaamsgewicht, liefst in veel kleine porties over dag en ook de nacht verdeeld (slapen doen ze niet veel, hapjes eten wel). Krachtvoeders mag, maar is helemaal niet nodig, enkel onder zeer speciale omstandigheden. Kruidige planten, schors en takken, bladeren als u dat kunt, bv. met verwelkte brandnetels, populierentakken -schors en blad, berkenschors, braambladeren, hazelnoottakjes en -schors, dikke fruitboomtakken doet u ze een groot plezier, en de micro-organismen die uw paard gezond houden ook. Een beetje bietenpulp met zemelen is oké, ze vinden het erg lekker meestal, en natuurlijk niet te vergeten wat wortels, of een of twee appels. Vergeet de liksteen niet, gewoon zonder toevoegingen en smaakjes, en als uw paard niet graag likt (ze moeten ook erg lang aan een steen likken om voldoende zout naar binnen te werken) doe dan een afgestreken eetlepel zeezout (geen gejodeerd tafelzout!) over het voer of in de geweekte bietenpulp, of doe een handje zout in een emmer water zodat ze zelf kunnen bepalen hoeveel. Uiteraard hoort daarbij ook altijd genoeg schoon vers drinkwater zonder zout. Voor een gezond paard is dat al meer dan genoeg.
Om problemen op te lossen bv. met gewicht, spijsvertering, spier- of stofwisselingsziekten of vitamine of mineralentekorten als gevolg van parasieten, slecht voer, of een slecht conditie wordt het een stuk ingewikkelder en komt er veel zoek- en rekenwerk bij kijken. Ook bij zware trainingen, rennen, of endurance wordt het verhaal wat anders, en zult u een individueel afgestemd dieet moeten geven.